Misbruik van onze gemeentelijke zorgplicht

Ambtenaren, vooral diegenen werkzaam bij de sociale dienst, hebben historisch een groot sociaal hart. Wanneer zich echter situaties voordoen waarbij je het gevoel hebt te worden belazerd, blijkt het moeilijk om harde keuzes te maken. Dat voelt immers niet goed. Het is wel hard nodig, als we niet willen dat de verzorgingsstaat wordt uitgehold door notoire klaplopers.

De afgelopen maanden deed zich een casus voor die mijn wenkbrauwen meermalen heeft doen fronsen. Begin 2014 ving Barendrecht drie asielzoekers op. Twee zussen en hun bejaarde (blinde) moeder die veel verzorging nodig had. Één zus ging twee maanden later in Barendrecht samen wonen met haar 15 jaar jongere vriend. Hij is ook (voormalig) asielzoeker, maar woont al enkele jaren in Nederland. Allen hebben een uitkering.

In mijn beginperiode als wethouder Sociale Zaken woonde ik af en toe gesprekken bij van de sociale dienst. Om gevoel te krijgen bij de dagelijkse praktijk. Zo was ik bij een gesprek over schuldhulpverlening met de zussen en vriend. Van maatschappelijk partners en woningbouwverenigingen waren signalen van betalingsachterstanden ontvangen. De zussen spreken nauwelijks Engels en geen Nederlands. De vriend gebrekkig Nederlands. Hij vertaalt. Het gesprek was van onze zijde betrokken, open en vriendelijk. Toch kwam men nogal gespannen en bij vlagen zelfs dwingend over. Zowel dames als vriend hadden smartphones bij zich. Vriend zelfs twee. Gedurende het gesprek gingen ze veelvuldig af. Het leidde erg af en het gesprek verliep daardoor rommelig. Ik vond het eerlijk gezegd opmerkelijk dat vooral de vriend, gezien zijn verzorgde voorkomen, verstaanbaar Nederlands en jonge leeftijd, aangaf al jaren niet aan werk te kunnen komen.

In augustus overleed de moeder. Er was geen geld. Tijdens diverse gesprekken hierover liepen de zussen meerdere keren boos weg. Uiteindelijk draaide de gemeente op voor de uitvaart. Van vluchtelingenwerk en de woningbouwvereniging kwamen in die tijd meerdere signalen over ‘boos’ gedrag. Uiteindelijk lukte het – na inschakeling van een speciale tolk – om een schuldhulpverleningstraject te starten. Basisvoorwaarde in zo’n traject is dat de lopende huur wordt betaald. Veel gemaakte afspraken met zowel gemeente als maatschappelijke partners werden helaas meermaals niet nagekomen.

Daarop is een handhavingsonderzoek gestart. Hieruit bleek dat bij zus en vriend grote geldbedragen per bank binnen kwamen. Met onduidelijke herkomst en nooit gemeld. De uitkeringen zijn stopgezet en (deels) teruggevorderd. De andere zus kreeg een ontruimingsvonnis, omdat zij wederom de lopende huur niet betaalde. Op deze maatregelen werd in een gesprek gemixt gereageerd. Van agressief (vriend) ‘bom op gemeentehuis’ tot ‘flauwvallen’ bij de andere zus, vanwege de aankomende ontruiming. Desondanks heeft ze twee dagen later de huurachterstand voldaan. Naar haar zeggen met ‘geleend geld’ van zus en vriend. De acute ontruiming was daarmee van de baan, maar aan deze gehele problematiek houden zowel ambtenaren als ikzelf een nare smaak over. Het laatste woord is er dan ook nog niet over gezegd.

De overheid heeft een zorgplicht voor haar inwoners. Helaas kosten dit soort incidenten alle betrokkenen onevenredig veel tijd. We besteden onze zorg, tijd en aandacht liever aan mensen die te goeder trouw handelen en dat écht nodig hebben. Wel geeft het ons aanknopingspunten om ons beleid goed te evalueren.

Lennart van der Linden

Share this: